Het VMRI beschermt en bevordert als onafhankelijk instituut de mensenrechten in Vlaanderen. Dat is een belangrijke taak. Stel je voor dat je geen woning vindt omdat je een vreemde naam hebt, je geen toegang hebt tot een openbaar gebouw omdat je in een rolstoel zit, je door een interimkantoor wordt afgewimpeld omdat je transgender bent, … Voor de meest kwetsbaren in onze samenleving is het essentieel dat er een sterk instituut is. De onafhankelijkheid, de toegankelijkheid en de slagkracht van de nieuwe instelling moeten gegarandeerd worden. Net daar knelt het schoentje.
In de eerste plaats stellen we ons vragen bij de toegankelijkheid. Wanneer moet een klacht neergelegd worden bij het VMRI en wanneer bij Unia? Daarnaast is er de slagkracht. Biedt het VMRI even veel bescherming als Unia voor mensen die slachtoffer zijn van discriminatie? Er zijn enkele zaken die ons doen twijfelen. Zo zal het instituut enkel naar de rechtbank kunnen stappen bij collectief belang.
En wat met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid? De vier plaatsen in het bestuur die voorbehouden zijn voor vertegenwoordigers uit verenigingen die de bescherming van de mensrechten beogen, werden niet allemaal ingevuld door mensen uit zulke verenigingen. Ook werd iemand benoemd die in het partijbestuur van een meerderheidspartij zit.
Hoe moet het nu verder? Sinds 15 maart 2023 zou het nieuwe instituut actief moeten zijn. Toch is het VMRI vandaag nog steeds niet operationeel. De vacatures voor de personeelsploeg moeten nog geschreven worden. Samenwerkingsakkoorden met andere instellingen, zoals Unia en FIRM, zijn er nog niet. Het VMRI heeft intussen een website, maar dat is een mooie façade met weinig inhoud. Ook op het beloofde eenheidsloket blijft het wachten. Willen we mensenrechten in Vlaanderen goed beschermen, dan is een snelle doorstart broodnodig.