Beweging.net zat in een diepe crisis toen Peter Wouters (55) in 2017 het voorzitterschap opnam. Acht jaar later kijkt hij terug op een grondige herstructurering, nieuwe politieke keuzes en vooral: een organisatie die zichzelf durfde heruitvinden. Met een gevoel van dankbaarheid geeft hij op 14 juni 2025 de fakkel door. Wat daarna komt? Tijd voor familie en misschien wat vrijwilligerswerk in zijn thuisbasis Kortenaken.
“We steken onze neus aan het venster van de samenleving. We ruiken. We roepen. En we handelen, met onze voeten in de modder!”
We hebben afgesproken op de zesde verdieping van Aeropolis, in Schaarbeek. Ik ken Peter Wouters (55) nog van toen hij in 1992 begon bij kwb (nu Raak) in Leuven. Van 1995 tot 1999 waren we allebei provinciaal secretaris: hij in Vlaams-Brabant en Brussel, ik in West-Vlaanderen. Daarna trok Peter naar de Sociale School van Heverlee en werd daar directeur. Ik ging aan de slag bij het ACW (nu beweging.net) en Visie, voor de regio Roeselare-Tielt en Kortrijk. Tot Peter in 2017 ook mijn voorzitter werd.
“Hoe is ‘t,” vraag ik, zoals ik dat altijd doe. “Ik ben een beetje in de rouw,” lacht de immer minzame Peter. “Ik heb dit graag gedaan. Het was een cadeau om deze rol te mogen opnemen.” Of hij dan niet wat langer kon blijven? “Dat had gekund, maar twee keer vier jaar was de afspraak. Dat zorgt er ook voor dat je je helemaal kunt geven. Dat was ook de deal met het thuisfront.”Op 14 juni geeft Peter de voorzittersfakkel door. “Ik beleef hier en daar mijn laatste keren. Mijn laatste nieuwjaarstoespraak. Vandaag mijn laatste jaarlijks overleg met de Nationale Bank. Straks mijn laatste Rerum Novarum als voorzitter”.
En je vrouw, Kristel, vraag ik? “Dankzij haar kon ik me altijd voor de volle 100% geven. Ze vergezelde me regelmatig naar activiteiten en voelde zich daar ook gewaardeerd. Ook voor haar zal het wennen zijn.”
Wat maakte deze job zo’n cadeau?
“Twee dingen. Acht jaar geleden was ik verbaasd dat ze mij kwamen vragen. Maar het was het perfecte moment. Het ACW was intussen niet meer de oude machtsstructuur, maar veel meer een beweging geworden. En dat lag me. Tegelijk leerde ik al snel dat er naast het socioculturele ook een stevige bestuurlijke en economische kant aan de organisatie zit. Dankzij mensen als Eric Spiessens, die me bijna verplichtte om te studeren, is voor mij een wereld opengegaan. Ik heb daar echt van genoten. Onze Beweging is maatschappelijk: we steken onze neus aan het venster van de samenleving en ruiken, roepen en handelen. Met de voeten in de modder! Die combinatie vind ik geweldig. Dat ik daarin een rol mocht spelen, die spanning mocht voelen, van op de tweede rij advies mocht geven en soms mocht duwen… is een voorrecht geweest.”
Maak je dat eens concreet?
(Denkt na) “Enkele jaren geleden trokken we aan de alarmbel over de vercommercialisering van de zorg. En kijk: aan het einde van haar mandaat voerde Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits een decreet in dat commerciële spelers in de zorg verplicht hun rekeningen openbaar te maken. En zo hebben we tal van sociale maatregelen mee in de plooi gelegd. Denk aan de schuldenindustrie of onze invloed op het woonbeleid. Ook de nieuwe politieke constructies horen daarbij.”
Je hebt ministers in de regering en bevriende mandatarissen in het parlement. Tegelijk loop je op kop van de betoging tegen het huidig beleid. Een spagaat?
“Op een bepaald moment hebben we intern de vraag gesteld: wat is de kern? Wat is het model dat we nastreven? Welke voorstellen kunnen we daaraan koppelen? Al snel werd duidelijk: ons model is er één van solidariteit en herverdeling. Dan zeg je als beweging: beste politici, wie hierin meegaat, is onze bondgenoot. Zo kwamen we uit bij drie partijen: één grote en sterke historische partij – cd&v – en verder Groen en Vooruit. En ja, we hebben ministers. En ja, we lopen ook op kop van de betoging wanneer het beleid mensen treft. Als de welvaartsenveloppe kleiner wordt, stijgt de armoede. Dat wil niet zeggen dat de begroting niet op orde moet zijn. Maar ze moet sociaal aanvaardbaar blijven. Wat politici doen en wat wij doen, zijn twee aparte werelden. Maar we moeten met elkaar praten. En zorgen dat niemand achterblijft.”
Beweging.net wil wegen op het beleid én het netwerk versterken. Wat is voor jou het belangrijkst?
“Allebei. We zijn geen ledenorganisatie maar een netwerk, en onze partners denken niet altijd hetzelfde. Dat is net onze kracht. Het voortbestaan van grote organisaties ligt in de kunst van het vervellen. We moeten onszelf heruitvinden. En dat proberen we te doen. Onze grootste uitdaging is de relatie met onze achterban herstellen en versterken. 100 jaar geleden duwden die mensen ons vooruit. Vandaag is het voor en door hen. Stel je voor dat alle mensen bij wie Familiehulp langskomt, in het stemhokje zouden kiezen in het belang van de zorg – dan zag het politieke landschap er anders uit. Pasar leidt weer vrijwilligers op als coach van lokale groepen. Waarom betaal ik elke maand voor het ACV? Voor de CM? Ons enige antwoord op de toenemende polarisering en digitaal geweld is: terug naar de mensen. Hen polariseren en zeggen: ‘Ge moet u moeien’.”
Wat was persoonlijk het leukste en het lastigste de voorbije acht jaar?
“Het eerste jaar was pittig. Ik was twee dagen voorzitter toen Lieve – secretaris van de voorzitter – me kwam zeggen dat ze ander werk had. Weg kennis, weg systeem, weg vertrouwensband met toprelaties en partners. Een maand later vertrok Geert, onze financieel verantwoordelijke, naar het ACV. In die periode liep ik vaak achter mijn agenda aan. Nu, dankzij de directiesecretaresse Liesbeth, ligt elke vergadering netjes voorbereid op mijn bureau. Intussen zaten we ook in een organisatie die sterk was afgeslankt, maar nog niet hersteld. Ik ben toen met alle stakeholders en partnerorganisaties gaan praten. Mijn voorstel was een grote actualisering te doen. Niet evident, sommigen kregen meer macht en anderen verloren die.”
Je bent toen ook op weekend geweest met de groep?
“In 2014 werd het ACW beweging.net. In 2017 zat de crisis nog diep. Sommige partners geloofden niet meer in ons. De structurele en financiële uitdagingen waren zeer groot. Pas sinds een jaar zijn we echt over het ARCO-verhaal gegroeid. Maar inderdaad, we gingen toen met 30 mensen op weekend. Geert Scheipers van Deleware begeleidde ons. Hij legde een wit blad voor: ‘Wat als je niet zou bestaan?’ Ik voelde me op dat moment volledig overgeleverd aan de groep. Wat uit het weekend kwam, moest voor iedereen – voor elke partnerorganisatie – de moeite zijn. En dat is gelukt.”
Hoe vaak moet je als voorzitter van de beweging balanceren op een slappe koord?
“Ze hebben graag dat ik straffe taal spreek, tot ik die ook effectief gebruik. Het is aan ons om een helder standpunt te vertolken, en te zeggen wat beter kan. Als voorzitter moet ik een lijn bewaken, maar ook het geheel in het oog houden. Mijn toespraken schreef ik altijd zelf. Ik was daar lang mee bezig. Ik checkte, dubbelcheckte, las veel rapporten. Ik hield onze grote en diverse groep altijd in het achterhoofd.”
Was je goed omringd?
“Zeer goed. Eerst door mijn ‘oude’ staf met Linde Decorte, daarna met Lies De Winter – we zaten meteen op dezelfde golflengte. Door Gilbert Pex en Eric Spiessens. Door het nieuwe directieteam na de herstructurering. Door het regelmatig overleg met de voorzitters van ACV (eerst Marc Leemans, nu Ann Vermorgen) en CM (Luc Van Gorp). Door ons bestuur met de partnerorganisaties. Ik heb niet veel mensen nodig om te kunnen reflecteren of te beslissen, maar wel de juiste. En die had ik. Daar ben ik zeer dankbaar voor. Ik slaap ook goed, wat een geluk is.”
Wat heeft je vrouw Kristel in die acht jaar voor jou betekend?
“Zeer veel. Ze begrijpt waar ik mee bezig ben, en dat is een geweldig cadeau. In die acht jaar zijn onze drie kinderen afgestudeerd, is er een pleegkind bijgekomen en zijn er drie kleinkinderen geboren. Mijn vrouw rijdt overal rond, ik rijd alleen naar het werk en breng haar auto naar de garage en de keuring, dat is het zowat. Kristel vroeg me ook wel eens een brood mee te brengen, maar dan vergat ik dat, omdat ik zo hard met mijn hoofd bij mijn werk zat. Ik at soms maar één keer per week thuis. Ontbijt, en hup weer weg. Op werkvragen zei ik altijd ja – zonder eerst de gezinsagenda te raadplegen. Ik zeg soms: ‘Ik was acht jaar benomen. En natuurlijk betaal je daar een prijs voor. Kon het anders? Nee. Hebben de kinderen dat goed verdragen? Ja, met dank aan Kristel. Ik heb ook mijn hobby’s opgegeven. Mijn saxofoon ligt al jaren stof te vergaren. Misschien komt daar nu verandering in. Eigenlijk voel ik me een zondagskind. Met mijn vrouw, kinderen, kleinkinderen. Met een huis en een tuin. En dat we dat kunnen betalen. Dat is toch geweldig?”
Je vader is gestorven in januari 2021. Hoe ben je daarmee omgegaan?
“Mijn vader is gestorven midden corona. Hij had kanker. In september 2020 is hij ziek geworden, in januari 2021 is hij gestorven, drie dagen voor ik mijn nieuwjaarsboodschap moest brengen. Saïdi Isbaï, die me toen interviewde, vroeg goedbedoeld hoe het met me ging. Maar ik praatte eromheen.
Op pa’s begrafenis was geen twaalf man. Mijn kinderen waren daar niet. Alleen mijn moeder, zijn vier zonen met hun partners, en enkele nonkels. Terwijl er heel veel volk had moeten zijn. Hij was een actief man, geëngageerd, lokaal en bovenlokaal. Mijn kinderen kwamen wel naar het kerkhof. We stonden in de sneeuw en hielden afstand. Elkaars eens goed vastpakken en troosten, kon toen niet. Gelukkig hebben we pa voor zijn dood nog kunnen spreken. Eerst waren we kwaad dat hij zich niet wou laten behandelen. Maar omdat hij net daardoor kon thuisblijven, konden wij af en toe tot bij hem gaan. Stiekem. Én voorzichtig, om moeder niet te besmetten.”
Wat geeft je hoop in deze tijd, en wat stemt je bezorgd?
“Thé Lau zingt het zo mooi: ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen’. Iedereen heeft een stem gekregen, maar het schip waarop we varen is stuurloos. De scheiding der machten blijft een model van onschatbare waarde, maar de checks en balances staan op de helling. We hebben geleerd om op te komen voor onszelf, maar veel minder om een compromis te sluiten. Dat zie je in het onderwijs, in het overleg tussen werkgevers en vakbonden. Ik maak me zorgen, want de jongere generatie weet niet meer hoe je tot een akkoord komt. Ik ben wel optimistisch over Europa. Europa is een lichtpuntje in de wereld, meer nog dan België. Omdat er ruimte is voor onderzoek, voor samenwerking met het middenveld. Ik ervaar dat, dankzij onderzoek en acties waarin ook het middenveld zijn rol krijgt. En omdat parlementsleden daar schitterend werk leveren.”
Je hebt de voorbije acht jaar veel mensen ontmoet. Wie is jou bijgebleven?
“Vooral de gewone mensen. Die wil ik blijven horen. Ik krijg nog elke week twee of drie brieven van mensen over hun coöperatief aandeel in ARCO. Ik lees die, beantwoord die, ga op elke uitnodiging in. En nee, het is niet uit te leggen. En nee, ik kan me daar ook niet voor verdedigen, laat staan voor verontschuldigen. ARCO was immers zelf mee slachtoffer van de gebeurtenissen. Wat het extra pijnlijk maakt: er was een oplossing in zicht, maar meerdere regeringsleiders zijn hun belofte niet nagekomen. Eén brief die me bijzonder heeft geraakt, kwam van een vrouw van 87. Ze had gereageerd op een kerstcolumn in Visie. Ze schreef dat ze alleen woonde, dat ze haar man en dochter had verloren, en zich vaak eenzaam voelde. En op het einde voegde ze eraan toe: ‘Hoe zit het nu met het geld van ARCO?’. Ik ben haar thuis gaan opzoeken. Ook de inzet van vrijwilligers raakt me telkens weer. Ik ben altijd graag naar onze lokale bewegingspunten geweest. Het doet me altijd deugd om te zien hoe gelukkig iemand kan worden van iets kleins, maar zinvols. Zoals een vrijwillige fietsenmaker bij een lokale Fietsbieb, die met glimmende ogen vertelt dat hij iets kan doen – gratis en belangeloos – voor een ander. Of een vrouw uit Antwerpen, met een migratieachtergrond, die vertelde hoe haar vrijwilligerswerk in een sociale kruidenier haar leven veranderd heeft. Zulke verhalen geven me moed. Net als jonge mensen die vandaag in de politiek stappen. Niet omdat het makkelijk is, maar omdat ze geloven in verbinding. In de kracht van onze beweging.”