Ik smul van Erics opmerkzaamheid en kennis, en hoe hij verbanden legt van gisteren naar morgen. “Daar,” zegt hij, “in de kelder van dat gebouw, verborg mijn moeder varkens tijdens de oorlog.” Eric komt uit een arbeiders- én een landbouwersgezin. “De som van de twee,” zegt hij. “Vader was smid-monteur op de carrosserie te Puurs en moeder was landbouwster. Zij kweekte varkens, kippen, aardappelen, koren en asperges, en vader had de perfecte groentetuin.”
Thuis geleerd wat werken is en de kans gegrepen om te studeren. In het d’Urselpark valt af en toe een stilte, een brok emotie als teken van respect. Erics vader stierf in 1987 aan een verschrikkelijke ziekte: ALS. Moeder overleed in februari van dit jaar. “Ziek?’ vraag ik. “Nee,” zegt Eric, “versleten.”
Als jonge gast is Eric bij de turnkring, maar studeert ook graag. “Ik heb een mooie jeugd gehad, in dit unieke Klein-Brabant, tussen de Schelde en de Rupel. Ik herinner me een zaterdag, dat we in de regen patatten raapten. Het was hard labeur, maar ook ontspanning. En na regen, klaarde het op en was de akker voor ons. Dan speelden en ravotten we, deden hoog- en verspringen.”
Maar Eric stelt zich ook vragen. Hij volgt Latijn-wetenschappen aan het college in Puurs. “Toen ik 16 jaar was, nam ik een schriftje en rekende uit wat mijn moeder verdiende per uur. Ze kon er niet om lachen, maar ik wou het weten. Ik werkte ook mijn eerste coöperatief modelletje voor de buurt uit, met gedeelde weiden en gronden, gedeelde machines en werktuigen, en ruilarbeid.” Ook natuur en milieu, en de vernietiging ervan in jaren ’70 en ’80, raken hem. “Korte termijn-politiek,” noemt hij het. “Dwars door Klein-Brabant werd de N16 aangelegd. De beste akkergronden werden verkaveld voor alleenstaande woningen en de uitbreiding van industrie en kmo-zones. Het zorgde voor werk in eigen streek. Maar tegelijk ging zeer veel natuur, biodiversiteit en landbouwgrond teloor. Grachten en beken vol vis en amfibieën werd ingebuisd of verwaarloosd, roofvogels en akkervogels verdwenen, de Rupel werd de open riool van Brussel.”
“Ik ben een strever,” lacht Eric. “Ik weet niet vanwaar dat komt, maar ik wil mezelf bewijzen. Ik ben leergierig en wil alles begrijpen.” Als enige van zijn gezin die verder studeert, kiest hij voor arbeids- en bedrijfssociologie. “Ik leerde er de samenleving en de economie beter kennen, maar ook de ongelijkheid, en dat winst vaak boven mens en milieu staat.” In Leuven gaat een wereld voor hem open. Maar uitgaan, plezier maken en de liefde zijn voor het weekend in Klein-Brabant, en dat met Jo aan zijn zijde. Het koppel trouwt in 1983, vestigt zich in Erics geboortedorp Hingene en krijgt enkele jaren later drie zonen: Jan, Wim en Toon. In hetzelfde jaar ’83 gaat Eric aan de slag op de kwb-studiedienst in Brussel. Zelf werk Ik dan al enkele jaren voor de Kajotters (van begin 1979 tot eind 1987), en kom bij de kwb waar ik Eric voor het eerst ontmoet. En van de kwb gaat het naar het ACW, Eric in 1996, ik eind 1999. Met dit verschil: hij bemant de studiedienst in Brussel, ik ben de vormingswerker ‘te velde’. Maar nationaal en lokaal versterken elkaar. Rond het thema ‘leefmilieu in onze gemeente’ doen we bevragingen, organiseren hoorzittingen en bouwen politieke dossiers op. Idem dito rond mobiliteit, Europa, de combinatie van gezin en arbeid, en zo meer. “In de kwb heb ik me geamuseerd en kon ik wat ik had gestudeerd, verruimen. Bij het ACW had ik het geluk om verantwoordelijk te zijn voor de harde materies: energie, mobiliteit, sociale zekerheid, fiscaliteit en begroting. En dat in een boeiende periode: op federaal vlak de regering Dehaene-Tobback, op Vlaams niveau de regering Van den Brande. Maar in ’99 – na de dioxinecrisis – kwam paarsgroen aan de macht onder leiding van Verhofstadt, wiens neoliberale en anti-middenveld discours we steeds bestreden hebben. Vandaag is dat discours overgenomen door de N-VA, met weinig of geen respect voor overlegorganen als de SERV (het Vlaamse overlegorgaan voor de sociale partners, of voor onze beweging die haast geruisloos uit de sociale huisvestingsmaatschappijen is weggewerkt, ondanks onze decennialange inzet voor deze sector.”
Ik vind het geweldig om met Eric over de beweging, het maatschappelijk leven en de politiek te praten. “Nee, in discussies zal ik me niet gemakkelijk geven,” lacht hij, “maar ik ben veel luisterbereider dan veel centrum-linkse intellectuelen, die vaak eenzijdig denken.” En dat klopt: Eric kàn luisteren. “Het voordeel was toen wel,” zegt hij, “dat duidelijk was wie voor wat stond, wat het discussiëren en samenwerken ook mogelijkmaakte. Het doet me bijna jaloers terugblikken naar Cardijn, die met heldere en duidelijke standpunten een groep kon begeesteren. Nu echter is dat omgeslagen in duizend waarheden die via sociale media worden geëtaleerd. Hoe krijgen we daar ooit nog een lijn in?”
Nu weet ik niet of ik dit een kantelpunt in Erics loopbaan mag noemen, maar in 1999 krijgt hij – vanuit het ACW – de kans om bestuurder te worden bij de investeringsmaatschappij GIMV en bij enkele bedrijven. “Ik mocht (en moest) er in dialoog gaan met collega-bestuurders met een ander wereldbeeld, maar ik leerde enorm veel bij over investeren en risico’s, ‘good governance’ en een toekomstgericht economie. Een uitdaging, maar zeer interessant. Op zondagavond blokte ik mijn dossiers om ’s anderendaags mee te kunnen beslissen en te besturen. Bv. over de toekomst van Telenet, bepaalde projecten uit de biomedische wereld, over tandwielkasten voor windmolens, en zo meer. Pijnpunt is dat sinds de regering Verhofstadt, de overheid de constante neiging heeft om cruciale Belgische en Vlaamse bedrijven te (laten) verkopen aan buitenlandse private ondernemingen. Een visie op economische ondernemerschap vanwege de overheid of op publieke-private samenwerking ontbreekt volledig.”
Volgt 2001, het jaar waarin de eigen bank BACOB en verzekeraar DVV opgaan in de Dexiagroep, en wanneer Eric secretaris wordt van het directiecomité van Groep ARCO. “De keuze voor Dexia in 2001 was ideologisch en financieel-economisch een verstandige en sluitende keuze, want onze expertise over non-profit en gezinsbankieren werd samengebracht met de expertise van het bankieren voor lokale overheden.” Schaalvergroting gebeurde toen bij alle banken, maar is daarom geen feilloze garantie op succes. In elk geval, een paar jaar later blijkt het verdere ARCO-verhaal niet eenvoudiger geworden. Eric: “Het Franse management had een overwicht, had weinig respect voor het coöperatief kapitaal en de gewone bankklant, en deed allerlei meer risicovolle overnames.” En dan vertelt Eric iets waar ik weinig van begrijp, en ook niet kan noteren. Lang verhaal kort dan maar: twee mokerslagen in de financiële sector halen Dexia onderuit. Eerst – in 2008 – is er de huizencrisis in de VS. De Amerikaanse herverzekeraar van Dexia wordt zwaar getroffen. En bovendien veroorzaakt het failliet van Lehman Brothers een wereldwijde bankencrisis. Gevolg: Dexia moet worden gered, verplicht meegefinancierd door ARCO. Daarna volgt de staatsschuldencrisis, waarbij Dexia als financier van overheden opnieuw zwaar getroffen wordt. De gedeeltelijke schuldkwijtschelding aan Griekenland in 2011 doet Dexia finaal de das om. Kort tevoren had Dexia van de Europese Commissie immers nog diverse activa met verlies moeten verkopen. “Gevolg,” zegt Eric: “In december 2011 moesten we onze coöperatieve Arco-vennootschappen in vereffening
stellen.
En dan haalt Patrick Develtere, toen voorzitter van het ACW, Eric begin 2012 van onder het Dexia- en ARCO-puin terug naar het ACW. Eric: “Ik zei ja. Maar eerst moest ik drie maand door een zware depressie. Fysiek en mentaal was ik op. Ik lag in de zetel, was doodmoe, kon niet meer lezen, en had een zelfbeeld waarde nul. Stelde me de vraag: wat ben ik nog waard? Verschrikkelijk. Gelukkig had ik toen de steun van mijn vrouw Jo, van Patrick, van ACV en CM-topmensen en van enkele goeie vrienden uit de bedrijven waar ik bestuurder was. Door eerlijk te zeggen wat ik doormaakte, hoorde ik van mensen in een topfunctie welke moeilijke periodes ook zij vaak hadden doorgemaakt. Ik was ook blij met de strenge late winter, die mij toeliet mijn persoonlijk evenwicht al schaatsend op het ijs van de wal rond het kasteel van Hingene terug te vinden. En ja, ik ging al na drie maanden terug werken. Maar in mijn zetel blijven liggen, was voor mij – de strever die er altijd vol voor wil gaan – geen optie. Toch ging het niet zo snel. Een jaar lang werkte en leefde ik van dag tot dag, vanuit het idee er het beste van te maken, en zo stilaan terug vertrouwen te winnen in mezelf. Wat gelukt is. Als organisatie zaten we wel in zeer moeilijke papieren, en ook onze partnerorganisaties hadden zware verliezen geleden. Sorry dat ik het zo plastisch uitdruk, maar achter ons huis staat een redelijk grote stal die ik zelf heb gerenoveerd. Mijn opdracht binnen het nieuwe beweging.net leek daar wat op. Samen met de collega’s uit de leiding: afslanken, besparen, vereenvoudigen, heropbouwen. En tegelijk de storm trotseren die buiten woedde: een frontale aanval van de N-VA en een onderzoek van de BBI naar de middelen van onze sociale vennootschap.
Op vandaag is Sociaal Engagement omgeturnd tot dienstverlenende vennootschap voor organisaties en partners uit ons netwerk en beheert ze haar financiële middelen als sociale onderneming. beweging.academie is onze centrale vormingsorganisatie geworden. En beweging vzw heeft zich, via zijn roeping als netwerkorganisatie, projectontwikkelaar en politieke spreekbuis, terug op de kaart gezet als sterke middenveldorganisatie. De kunst is nu om – samen met onze partnerorganisaties – voortrekker te blijven van het middenveld en de social-profit-economie, en dat tot spijt van wie het benijdt.”
“Een boodschap voor de beweging heb ik niet. Het is aan de jongere generaties. Wat ik ga doen, nu ik op pensioen ben? Veel meer tijd maken voor mijn familie, mijn vrouw en onze zonen en voor onze vrienden. Mijn lichaam fit en gezond houden. Enige ‘probleem’ is dat wanneer ik ga wandelen, ik om de vijf voet iemand tegenkom tegen wie ik blijf filosoferen. Ik ga tijd maken voor mijn hobby’s: muziek luisteren, tuinieren en duiken. En dan liefst iets zoeken dat niet al mijn tijd in beslag neemt, maar waarin ik mijn kennis en mijn voorliefde voor het bedrijfseconomische, het financiële en het juridische kan uitleven. En dat kan op allerlei gebied: ecologie en landbouw, sociale duurzame woningbouw, hernieuwbare energie… Tot slot wil ik dank zeggen aan de vele vrijwilligers die ik mocht leren kennen, alle collega’s van vroeger en vandaag, en alle bestuurders en directieleden waar ik ooit mocht mee samen werken. Maar vooral ook dank aan Jo en mijn zonen, die het harde werken de moeite waard maakten.
Maak kennis met de nieuwe financieel directeur van beweging.net, Philip Machiels
8 januari 2024, mijn eerst werkdag bij beweging.net, met als opdracht: de opvolging van Eric Spiessens als directeur Financiën en Ondersteunende Diensten. Tijdens mijn sollicitatie had ik aangegeven graag uitdagingen aan te gaan en te willen werken met ruimdenkende mensen in een organisatie die iets wil betekenen in deze samenleving.
Wat mijn indruk is na de eerste maanden? Woorden als inclusief, solidair, rechtvaardig en duurzaam ervaar ik binnen de organisatie niet als holle woorden. Als ik dan de voorzitter in zijn nieuwjaarsboodschap hoor oproepen tot het tot stand brengen van een positievere, meer mensvriendelijke samenleving, dan kan ik mij daar alleen maar thuis voelen.
Daarnaast is er aan uitdagingen geen gebrek. Concreet vertaald op korte termijn: mezelf de tijd geven om de organisatie(s) en de collega’s te leren kennen. Met daarbij de focus op de verschillende structuren en de veelvoud aan procedures. Op lange termijn is het mijn doel om de vereenvoudiging die de vorige jaren werd gerealiseerd verder uitwerken en gestalte geven. Niet enkel in de financiële dienst, maar ook in de hele organisatie. Dit op een financieel gezonde basis ter ondersteuning van de missie en de werking van beweging.net. Uiteraard niet alleen, maar samen met een team van medewerkers, gesteund door de collega’s directieleden.