Het Vlaamse woonbeleid: een gemiste kans voor armoedebestrijding
De armoede in Vlaanderen is de laatste jaren niet gedaald. Meer dan één op tien Vlamingen moet rondkomen met een inkomen dat een verhoogd armoederisico met zich meebrengt. Het aantal werklozen stijgt, het leefloon ligt nog steeds ver onder de officiële armoedegrens en maand na maand zien we het aantal mensen met problematische schuldsituaties toenemen.
Degelijke huisvesting kan een belangrijke hefboom zijn om mensen uit die armoede te halen. Anderzijds kunnen woonproblemen mensen nog dieper in die armoede duwen. Wil de Vlaamse regering armoedebestrijding als topprioriteit behandelen, moet het huisvestingsbeleid sowieso volgen. Eind 2011 waren er meer dan 90.000 wachtende kandidaat-huurders voor sociale woningen in Vlaanderen , in 2010 dreigden 12.566 gezinnen uit hun woning te worden gezet en momenteel wordt energie op bijna 44.000 plaatsen via budgetmeters geleverd. Er zijn dus een hoop problemen aan te pakken.
Het plan
Bij aanvang van deze Vlaamse Regering zag het er nog veelbelovend uit. Zowel in haar regeringsverklaring (2009) als in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (2010) gaf de regering aan te streven naar betaalbaar en kwalitatief wonen. Sinds 1 september 2009 is er het grond- en pandendecreet, dat tegen 2020 37.000 nieuwe sociale huurwoningen zou realiseren. Men maakte geld vrij voor transitwoningen, zodat meer mensen bij echte noodsituaties (bijvoorbeeld onbewoonbaarheidsverklaring) snel geherhuisvest konden worden. Er zou ook een huurpremie komen, die mensen ondersteunt die recht hebben op een sociale woning maar nog in de private huurmarkt zitten, en het hele kaderbesluit sociale huur zou worden geëvalueerd. Bovendien is de minister van Wonen ook minister van Energie, wat heel wat kansen creëert.
“Dagelijks merken we dat de woonsituatie voor mensen in armoede weinig tot niets verbeterde, hoewel wij blijven geloven dat het anders kan.”
Ondertussen zijn we ruim drie jaar verder. Het Netwerk tegen Armoede heeft niet het gevoel dat er - ondanks de vele beloftes - veel is veranderd. Dagelijks merken wij dat de woonsituatie voor mensen in armoede weinig tot niets verbeterde, hoewel wij blijven geloven dat het anders kan. Vanaf 2014 wordt het fiscale beleid rond huisvesting een Vlaamse bevoegdheid. Daar verwachten we veel van. Maar daarop wachten is niet voldoende, ook nu al kan er ingegrepen worden, wil het beleid van armoede een topprioriteit maken.
Sociale woningenmarkt
De beloofde 37.000 nieuwe sociale huurwoningen tegen 2020 waren broodnodig. Maar gezien het aantal wachtenden op de wachtlijsten is duidelijk dat die 37.000 eigenlijk niet volstaan. Stilaan blijkt dat ook deze er waarschijnlijk niet direct en helemaal zullen komen. Eerst besliste de Vlaamse Regering dat ze er niet komen tegen 2020, maar pas tegen 2023. Een geschuif met middelen naar de toekomst, wat geen zekerheid brengt. Anderzijds zien we ook meer en meer interpretaties opduiken, die de twijfel over het effectief aantal nieuwe woonplaatsen zwaar doet toenemen . Tenslotte vinden wij het logisch dat zolang er ruim onvoldoende sociale woningen zijn, deze woningen eerst gaan naar degene die ze het meeste nodig hebben. Via allerlei maatregelen kunnen lokale overheden meer en meer voorwaarden koppelen aan toegang tot deze woningen. Op deze manier ondermijn je het vertrekpunt van de sociale woningmarkt als instrument voor verwezenlijking van het recht op wonen.
De minister van haar kant wil dan weer dat de inkomensgrenzen worden verhoogd : ook mensen met laagbetaalde jobs moeten in aanmerking komen voor sociale huur. Hiermee haalt ze terecht aan dat er problemen zijn op de private huurmarkt en dat bepaalde jobs een te laag inkomen geven. Maar zonder extra woningen maak je alleen de wachtlijsten langer, en creëer je eigenlijk enkel valse beloftes.
Voor de evaluatie van het kaderbesluit sociale huur zitten we met duidelijke prioriteiten richting betaalbaarheid van kosten voor energie en onderhoud. Deze swingen nu de pan uit. Ook de vraag hoe je de huurprijsberekening zo rechtvaardig mogelijk maakt zou moeten aan bod komen. We maken ons ook zorgen over het plan om Sociale Huisvestingsmaatschappijen kosten van overlast onmiddellijk te laten doorrekenen aan huurders.
We blijven geloven dat sociale huur het middel moet zijn om het recht op wonen te verwezenlijken. Daarom kanten wij ons ook sterk tegen het circulerende idee van tijdelijke, sociale contracten. Via een 3/6/9-systeem zou na respectievelijk 3, 6 of 9 jaar gecontroleerd worden of een inkomen nog laag genoeg is voor de sociale huur. Indien niet, moet iemand terug naar de private woningenmarkt. Op deze manier creëer je onvervalste armenhuisvesting, en wordt de woonzekerheid helemaal genegeerd.
Private woningenmarkt
Naast de sociale huurmarkt werd ook ingegrepen op de private huurmarkt. Een goede zaak, want een goede private huurmarkt zorgt dat minder mensen moeten terugvallen op de sociale huurmarkt. Bovendien bewijzen de wachtlijsten dat heel wat mensen die het nu al moeilijk hebben, moeten zien te overleven op die private huurmarkt.
Er gebeurden ook goede zaken. Voor wie wacht op een sociale huurwoning kwam er de huurpremie. Een lang beloofde realisatie: het idee werd in 2008 gelanceerd door toenmalig minister Keulen. We zien dit als een eerste stap voor structurele huursubsidies op de private markt, voor zij die het nodig hebben. Ons uitgangspunt is dat mensen die het nodig hebben eigenlijk een sociale woning moeten krijgen. Lukt dat niet, moet extra ondersteuning via huursubsidie mogelijk zijn. Talrijke studies tonen aan dat huurprijzen te hoog zijn en mensen vaak een onleefbaar bedrag overhouden na betaling van de huurprijzen . Toch blijkt ook deze ingevoerde huurpremie een magere troost; ze is er alleen voor wie reeds vijf jaar wacht op een sociale woning, en nog bereid is aan een hoop voorwaarden te voldoen.
Verder op de private huurmarkt kwamen er 3000 gratis dakisolaties voor huurwoningen. Niet slecht, maar wel te weinig. Ter vergelijking, dubbel zoveel middelen gingen naar het verhogen van steun voor isolerende ramen en zonneboilers bij eigenaars. En voor de nieuwe transitwoningen hield men na besparingen slechts één vierde van het geplande budget over. Problemen bij herhuisvesting na terechte onbewoonbaarheidsverklaringen worden niet aangepakt.
Er zal een huurprijsdatabank komen, en hopelijk ook een huurgarantiefonds. Twee maatregelen waar de overheid graag mee uitpakt, en waar ook wij wel voordelen in zien. Via de huurprijsdatabank zou het mogelijk worden te weten te komen hoeveel de gemiddelde huurprijs voor een bepaald type woning in een bepaalde buurt is. Dit lijkt ons inderdaad nuttig. Maar er moet een vervolg aan komen. Waarom deze databank niet gebruiken om aan te tonen dat bepaalde huurprijzen echt buitensporig zijn? Of waarom niet vragen dat verhuurders zich aan een richtprijs houden voor ze aanspraak kunnen maken op bepaalde premies?
Het huurgarantiefonds is op zich ook een goed idee. Het zou de verhuurder vergoeden wanneer de huurder er even niet in slaagt de huur te betalen. Een soort verzekering voor verhuurders dus, wat verhuren interessanter moet maken en de private huurmarkt doet groeien. Dit fonds is er nog niet en wij vrezen ook hier dat het verhaal niet ver genoeg zal gaan. Wordt het een vrije keuze voor de verhuurder? Dan zal je behandeling als huurder dus verschillen van verhuurder tot verhuurder. Bovendien hopen we dat dit fonds geen laatste en enige kansen biedt aan huurders. Het fonds mag geen middel worden om huurders eenvoudigweg sneller op straat te kunnen zetten.
Facturen
Bij wonen komt, tenslotte, meer kijken dan enkel een dak boven je hoofd. Rekeningen voor water, energie of gas bleven de afgelopen jaren stijgen. Het aantal mensen dat niet meer mee kan ook.
“Het klopt niet dat iedereen recht heeft op minstens 10 ampère energie en de minimumlevering aardgas is geen recht, maar slechts een kans op een financiële tussenkomst.”
Deze problemen zijn groot, en moeten worden aangepakt. Hoewel de minister verklaart werk te hebben gemaakt van gegarandeerde minimumlevering voor stroom en aardgas, worden nog steeds mensen in de kou gezet. Het klopt niet dat iedereen recht heeft op minstens 10 ampère energie (bij één op de vier budgetmeters werd deze garantie uitgeschakeld) en de minimumlevering aardgas is geen recht, maar slechts een kans op een financiële tussenkomst. Bij het laatste wijzigingsbesluit sociale openbaredienstverplichting kon hier iets aan veranderd worden, helaas gebeurde dit niet.
Conclusie
De armoede in Vlaanderen daalt niet, en dat is niet enkel de fout van de Vlaamse Regering. Bepaalde zaken heeft de Vlaamse Regering nu eenmaal niet in handen (niet in het minst het inkomensbeleid), maar andere belangrijke hefbomen wel. Wanneer je bepaalde beleidsdomeinen analyseert (in casu het woonbeleid) merk je dat her en der goede beleidsinitiatieven werden genomen, maar vaak te weinig vergaand. Er werden extra sociale huurwoningen gebouwd, maar te weinig. Er is een huurpremie, maar geen uitgebreid systeem van huursubsidie. Er is extra bescherming voor water, elektriciteit of gas, maar nog steeds moeten mensen in Vlaanderen overleven zonder deze basisbehoeften. Via een huurprijzendatabank of een vrijblijvend huurgarantiefonds werkt men wat in de marge, maar voor armoedebestrijding die voelbaar is op het terrein, is meer nodig. En dringend.
www.netwerktegenarmoede.be